Met de aanzuighoogte wordt het hoogteverschil aangeduid tussen het oppervlak van de te pompen vloeistof en de locatie van de pomp.

De door de pomp uitgeoefende druk heeft effect op de transporthoogte van de pomp (0.1 bar per meter).

Niet elke pomp is geschikt voor continu bedrijf (bijvoorbeeld als de opmerking ‘geschikt voor continu bedrijf’ ontbreekt). Veel pompen hebben een pauze nodig om af te koelen. Hoe lang een pomp aan één stuk mag worden gebruikt, kun je vinden in de technische gegevensbladen van het product.

De dompeldiepte geeft de maximale waterdiepte aan waarin de afdichting van de behuizing bestand is tegen de waterdruk.

Veel pompen kunnen een klein restje water niet verwerken. Met behulp van het vlakzuigeropzetstuk kunnen in dergelijke gevallen ook kleine beetjes water worden weggepompt.

De maximale transporthoogte is gebaseerd op de door de pomp geleverde druk (0,1 bar per meter).

De transporthoogte is altijd inclusief de maximale aanzuighoogte, dus vanaf het punt waarop het water wordt getransporteerd tot aan het punt waar het water wordt weggenomen.

De transporthoeveelheid geeft de maximale hoeveelheid water aan die in een bepaalde periode kan worden getransporteerd.

De gegevens zijn in liters per minuut (l/min) of liters per uur (l/h).

De korrelgrootte geeft aan hoe groot de vuildeeltjes mogen zijn opdat de waterpomp niet verstopt raakt en beschadigd wordt.

Onregelmatigheden in de leiding zoals bijvoorbeeld bochten, hoeken, aftakkingen en verbindingen, veroorzaken vermogens- of wrijvingsverliezen bij de pomp. Om deze verliezen zo klein mogelijk te houden, moet altijd een slang worden gebruikt met de grootst mogelijke diameter.

Wrijvingsverliezen worden als drukverliezen in meters waterkolom (mwk) aangegeven en zijn afhankelijk van de binnendiameter van de slang (LB) en van de te transporteren hoeveelheid (l/min).

De vlotterschakelaar is een schakelaar op de watertank waarmee de pomp automatisch wordt in- of uitgeschakeld als het waterpeil boven of onder een ingestelde waterhoogte komt. Deze functie voorkomt dat de pomp droog draait of bijvoorbeeld voor overstromingen zorgt.