Bedek het gehele dakoppervlak met een geschikte onderlaag. De banen van de onderlaag moeten parallel aan de dakgoot lopen, met een overlapping van minimaal 5 cm en een eindoverlapping van minimaal 10 cm. Bevestig de onderlaag met verzinkte daknagels. Plaats de laag zo egaal mogelijk, zodat er geen oneffenheden worden overgedragen op het shingle- oppervlak.
Eventuele druppellijsten voor zijranden en dakgoten moeten uit een corrosiebestendig materiaal bestaan, dat minstens 8 cm buiten de rand uitsteekt en naar beneden is gebogen. De druppellijsten moeten bij de zijranden over de onderlaag en bij de dakgoot onder de onderlaag gelegd worden.